Over de 'Criminele Rol' van
Naarden
Vóór 1795 was het gewest Holland
verdeeld in baljuwschappen. Het Gooi was zo'n baljuwschap en in dit district
oefende de baljuw vanuit het Muiderslot de hogere rechtsmacht of jurisdictie
uit. Het Gooi was weer onderverdeeld in schoutambten waar de plaatselijke
schout de lagere rechtsmacht had. Ieder Goois dorp, uitgezonderd Bussum, had
sedert de 15e eeuw een eigen schout. In Blaricum bijvoorbeeld, bekleedde de
familie Duurkant van vader op zoon meer dan een eeuw lang deze functie. Het
werk van onder andere de dorpsschouten bestond uit het vonnissen van
burgerlijke zaken en strafbare feiten die met een lage boete konden worden afgedaan.
Naarden had in principe twee
schouten, namelijk een civiele of burgerlijke en een criminele schout. Maar
vanwege het kleine inwonertal, werden
beide functies vaak door één en dezelfde persoon vervuld. In de 18e eeuw had
de baljuw de criminele schout aangesteld als zijn plaatsvervanger met de
titel Stedehouder van Gooiland. In zijn functie als stedehouder kon hij ook
de hogere jurisdictie in het Gooi uitoefenen. Dit hield in dat voor de
schepenbank van Naarden ook vonnissen konden worden geveld in gevallen als
moord, brandstichting, roof, verkrachting enz. Dergelijke zware misdaden
konden gepleegd zijn in Naarden, maar ook in de omliggende Gooise dorpen. De
verhoren werden opgetekend in het zogenaamde Examenboek, de strafeisen en
vonnissen in de Criminele Rol. Aan ieder vonnis ging een strafeis vooraf, de
eiser was de Schout en Stedehouder van Naarden. Het vonnis werd geveld door de
schepenen en dat viel in het algemeen lichter uit dan de vaak zware eis.
In de 18e eeuw waren er verschillende
Stedehouders over Gooiland. Eén ervan was Tengnagel, de lange aanhef van zijn
akte luidde aldus:
"De Heer Gerardus Gansneb genaamt
Tengnagel Schout dezer Stede en Stedehouder van Goijland uyter name van wegen
de Wel Edeler Heere Mr. Pieter Anthony de Huybert heere van Cruyninge Rilland,
Mr. Drost van Muyden, balliuw van Goyland, hoofdofficier van Weesp,
Weespercarspel, Hoogbijlemer
Eijsser in Cas ter eenre op en
jegens
gedaagde ..........."
Vervolgens werd het misdrijf aan
de hand van de verhoren uit het Examenboek uitvoerig beschreven. Aan het einde
volgde dan de straf die de stedehouder eiste. Sommige eisen van Gansneb waren
ronduit sadistisch, zoals bij een Larens meisje van 14 jaar. Zij had brand
gesticht in twee stroschelven bij haar ouderlijk huis. De eis was: "sal
werden gebragt ter plaatse daar men alhier gewoon is publique Criminele
justitie te doen, en aldaar door de scherpregter gebragt te werden aan een paal
daartoe opgerigt, vervolgens een weijnig gewurgt en alsdan brande stroo in haar
aangesigt geblakert te werden totdat er de dood opvolgt, en dat het dode
lighaam vervolgens sal werden geset op een rad buijten deeze plaatse op den
galgenberg"
Gelukkig oordeelden de schepenen
milder en werd het meisje, na met roeden gegeeseld te zijn, verbannen uit de
Lande van Holland en Westvriesland.
Voor en tijdens de berechting
werd de beklaagde in een cel onder het stadhuis op water en brood gezet. Deze
straf kon variëren van 24 uur tot 3
weken op eigen kosten. Lange gevangenschap als straf kende men niet in het
Gooi, wel kon men naar het Tuchthuis in Amsterdam worden overgebracht.
Na de berechting werd de veroordeelde
meestal naar het schavot gebracht waar de openbare terechtstelling werd
uitgevoerd. Dit vond meestal plaats tegen de linker-zijgevel van het stadhuis.
Op de hoek van deze gevel bevindt zich daar een raam met een ronde bovenlijst,
die afwijkt van de overige ramen. Hier hing men de schandkooi op. In deze kooi
of op het schavot kon men te pronk worden gezet. Ook geselen was zo'n
bijkomende straf hetgeen met roeden in het openbaar op het schavot gebeurde.
Daarna volgde vaak het brandmerken met het stadswapen. In de kamer waar dit
gebeurde zijn nu nog de brandmerken te zien in de houten panelen. Vermoedelijk
testte de beul hier of het ijzer heet genoeg was. Hierna kon men verbannen
worden. De lichte vorm was "uit de Steden en Dorpen, of Lande van Gooyland",
de zwaardere vorm "uit de Lande van Holland en Westvriesland".
Inwoners van het Gooi konden na deze verbanningen langs de grens van het Gooi
en Utrecht gaan wonen, daarom werd soms ook het gewest Utrecht tot verboden
gebied verklaard. Wee degene die terugkeerde naar het Gooi, die wachtte een
zeer zware straf. Sommige verbanningen volgden ook, als iemand na vier keer te
zijn gedagvaard niet kwam opdagen.
De zwaarste straf was ophanging
en dit vonnis werd als volgt omschreven: "Aan een Galge met de Koorde
gestraft te werden, dat er de dood na volgt en vervolgens desselfs doodde
lighaam gebracht te werden op het gewone galgenveld buiten deze Stad en aldaar
tot afschrik van anderen in kettingen te werden gehangen, om door de lugt en
vogelen des Hemels te werden verteerd".
Gelukkig kwam ophanging in 't
Gooi weinig voor, in de laatste veertig jaar van de 18e eeuw maar één keer. In
1772 liet men daartoe de 'scherprechter' (beul) Jan Aanhout uit Haarlem komen.
Na afloop diende hij een rekening in. Voor zijn beulswerk rekende hij f 15.-
en aan reiskosten en 'daggeld' f 18.-.
Geselen, brandmerken en
verbanning daarentegen volgden soms zelfs na lichte vergrijpen, zelfs bij een
godslastering. Na de veroordeeling werd het bezit van de gestrafte vaak
geconfisceerd. De schout was overigens het meest gebaat bij het opleggen van
boetes. De boete kwam voor een derde deel ten goede aan de schout zelf, vandaar
het gezegde: "Schouten, Baljuwen en Graven, stelen als raven". De
eventuele aangever of verklikker kreeg ook een derde deel en het resterende
bedrag ging in de overheidskas.
Het Gooi was met circa 10.000
inwoners dun bevolkt. Als er eens iets plaatsvond, dan werden er in de
Criminele Rol een groot aantal bladzijden volgeschreven ook over de meest onbenullige
zaken. Naarden en de grootste dorpen (Huizen en Hilversum) leverden de meeste stof op. Over Blaricum en Laren is
weinig te vinden, mogelijk hield de bevolking daar af en toe een volksgericht
en bleef de schout onkundig van misdrijven waarbij geen zwaargewonden of doden
vielen.
De bewaard gebleven Criminele Rol
geeft een interessant kijkje in enkele van de schaduwzijden uit het Goois
verleden. Het is de moeite waard daar eens kennis van te nemen.
_____________________________________
Bronnen:
. Criminele Rol van Naarden - 18e
eeuw. Stadsarchief Naarden.
. Criminaliteit en
strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker - TVE 3e jrg.
nr.1, febr. 1985
. Geschiedenis van Gooiland.
Tweede deel, hoofdstuk IV: Dr. A.C.J. de Vrankrijker
. Hoofdlijnen uit de ontwikkeling
der rechtelijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse
omwenteling. - J.P.H. de Monté Verloren, J.E. Spruit.
. Duizend jaar het Gooi de
Gooiers en hun orde en gezag - Waanders uitg.
_________________________
VHNOU004.CRI 26.04.2000
_____________________________________________________________
_____________________________________________________________
Copie
1772 Door order van de WelelEdele
Gestrenge Heer de Heer en Mr. Cornelis
Haeck
Hooftofficier der Stad Naarden etc.
Den 24 September, Een manspersoon
gehangen f 6.---- Dezelve weeder afgenoomen " 3.----
Buijten aan't gerecht gehangen " 3.----
Voor strop en koorden " 3.----
Nog een Persoon met de strop om de hals
onder de Galg te pronk gestelt " 3.----
Deselve gegeeselt " 3.---- voor 't brant teekenen " 1.10.- voor 't maaken van Roeden " 1.10.-
voor Koort en bintlijnen " 1.10.-
Daggelt " 9.---- Mijlgelt " 9.----
____________
Somma f 43.10.-
Voldaan den 24 September 1772
/W.G./ Jan van Aanhout
Bronnen:
* Criminele Rol van Naarden - 18e
eeuw. Stadsarchief Naarden.
* Criminaliteit en
strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker - TVE 3e jrg.
nr. 1, febr. 1985
* Geschiedenis van Gooiland.
Tweede deel, hoofdstuk IV: Dr. A.C.J. de Vrankrijker
* Hoofdlijnen uit de ontwikkeling
der rechtelijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse
omwenteling. - J.P.H. de Monté Verloren, J.E. Spruit.
* Duizend jaar het Gooi de
Gooiers en hun orde en gezag - Waanders uitg.
_____________________________________________________________
Illustraties:
(zie 'Duizend jaar het Gooi ...'
enz.)
Omslag van het blad: De schout in
de schepenkamer van het stadhuis. Twee verdachten wachten op hun verhoor.
Het onderschrift in het
Mededelingenblad wordt:
'Rechtszaken speelden zich af
voor de schepenbank in deze schepenkamer van het Stadhuis. Twee verdachten
wachten op hun verhoor'.
blz. 323 : De cents- of
kinderprent uit 1750 geeft een overzicht van de diverse soorten straffen.
blz. 324 : Rechtsboven: Op dit
uit 1867 daterende schilderij is 'Het
verhoor' van de samenzweerders in de 17e eeuw in volle gang .
Het onderschrift in het
Mededelingenblad wordt:
'Het verhoor door de schout in de
schepenbank.'
____________________________________________
MAAK UW EIGEN STAMBOOM. door
Gerard van de Nes. Uitg. Tirion-Baarn
blz. 113: Kaartje van het
Bestuurlijk-rechtelijke indeling van het Gooi vóór 1795. (Alleen het Baljuwschap
Stad en Lande van Gooiland 'vergroot' afdrukken. De tekst 'sch. v. Bussum'
verwijderen, omdat Bussum vóór 1795 geen schout had)
Het onderschrift in het
Mededelingenblad:
'De bestuurlijk-rechtelijke
indeling van het Baljuwschap Stad en Lande van Gooiland vóór 1795'.
_____________________________________________________________
VHBHO001.CRI F.J.J. de
Gooijer 07.03.2000
___________________________________________________________
VERANTWOORDING EN UITGEBREIDE
BRONVERMELDING.
(niet voor publicatie)
__________________________
Criminaliteit en
strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795
Een onderzoek in het kader van
een vrije studie Historie Andragologie
Subfaculteit Andragologie van de
Universiteit van Amsterdam
J.G.H. Spijker, Hilversum
31 Maart 1984
--------------------------------------------------------------
TUSSEN VECHT EN EEM 3 e JRG. NR.
1. FEBR. 1985
BLZ. 17 t/m 24:
Criminaliteit en
strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker
De straffen voor criminele feiten
Voor een crimineel feit werd door
de Schout een straf geëist, die door de Schepenen geaccordeerd of afgeslagen
werd. Nooit is door de Schepenen een hogere straf gegeven dan door de Schout
geëist werd, wel vaak een lagere straf. Kwam de Schout 'in ervaring' van een
crimineel feit, doch bleek de verdachte voortvluchtig te zijn, dan werd er
viermaal een 'Default' uitgevaardigd, een soort dagvaarding om gehoord te
worden, waarna men overging tot veroordeling bij verstek. Het voortvluchtig
zijn was reeds een soort van bekentenis. In alle andere gevallen was een
bekentenis nodig om tot veroordeling over te gaan. Om een bekentenis af te
dwingen waren, buiten het in detentie houden en examineren (verhoren), ook
andere middelen beschikbaar zoals het folteren van gedetineerden door geseling
met roeden of stokslagen. Het geven van stokslagen is onder andere gebruikt in
de diefstal-zaak van 30-07-1772 en een
geseling in de molestzaak van 1-10-1763. In verhouding tot het Amsterdamse
rechtsgebied is in Naarden weinig gebruik gemaakt van folteren voor het
afdwingen van een bekentenis 5) Het was
de Schout die voorstelde om tot geseling of stokslagen over te gaan, doch de
Schepenen sloegen dit verzoek vaak af en kozen voor 'strenge gevangzetting in
het Jan Duynengat', variërend van 24 uur tot 6 dagen, gevolgd door een examen.
De lijfstraf-vonnissen werdfen
voltrokken door een Scherprechter ook wel genoemd 'De Meester van den Scherpe
Zwaarden', in 1760 Jan Aanhout. Was het vonnis uitgesproken, dan werd een
verzoek gedaan aan de Scherprechter, die gevestigd was te Haarlem. Deze
bepaalde de datum van de executie. Vervolgens kwam de scherprechter, voltrok
het vonnis en diende hiervor zijn declaratie in.
3. Geselen
Ook het geselen was een
bijkomende straf en het gebeurde met roeden eveneens in het openbaar op het
schavot, door de Scherprechter. Op de declaratie van de Scherprechter staan
steeds bedragen voor het maken van roeden, zodat aangenomen kan worden, dat
deze roeden voor elke executie nieuw gemaakt werden.
4. Brandmerken
Dit brandmerken - vaak een
bijkomende straf voor mensen die verbannen werden - werd gedaan 'met de dubbele
zwaarden' in het stadhuis te Naarden. In de kamer waar dit gebeurde, zijn de
brandmerken te zien in de houten panelen naast de open haard, vermoedelijk om
vast te stellen of het ijzer heet genoeg was 6)
5. Verbannen
Men kon worden verbannen uit de
Staten/Lande/Provincie van Hollan en West Friesland; in de beginperiode
behoorde hierbij ook nog Zeeland. Dit verbannen gebeurde conform de door de
Staten van Holland uitgegeven placaten, echter steeds 'op poene van zwaarder
Straffen'.
6. Verbannen
Een lichtere vorm van verbannen
uit de Staten was het verbannen uit de Steden en Dorpen, of Lande van Gooyland
- ook steeds 'op poene van zwaarder Straffen' voor lieden die men liever kwijt
dan rijk was.
Plaatsbepaling
Het schavot, waar de openbare
terechtstelling werd uitgevoerd stond in de meeste gevallen bij het Raadhuis.
Er is ook sprakje van een schavot voor het Waaghuis of wel het Spaanse Huis
aan de Gasthuisstraat, de huidige Turfportstraat. Het schavot bij het Raadhuis
zou gestaan hebben tegen de linker-zijgevel aan het Raadhuis. Het eerste
afwijkende ronde raam - zou als
verbinding hebben gefungeerd tussen de Schandkooi (buiten) en het Raadhuis 7).
Noten:
1) Criminele Rol van Naarden nrs.
3046 t/m 3051 en Examenboek nrs. 3056 t/m 3061 Rijksarchief in Noord Holland te
Haarlem
6) Op aanwijzing van de heer P.
Vuyst, bode van de gemeente Naarden
7) Aldus een mededeling in een
gesprek met Dr. A.C.J. de Vrankrijker
Op verzoek is voor
belangstellenden beschikbaar (tegen kostprijs) een volledig overzicht van de
criminele feiten, namen en verdere gegevens van de crimineel gevonnisten bij de
auteur.
--------------------------------------------------------------
UIT DE SCRIPTIE HEB IK
GEKOPIEERD:
Bijlage: Overzicht van de criminele feiten 1760-1795
Het overzicht begint 10.07.1760
en eindigt 09.05.1795
zie: CRIMI18E.EUW 07.11.1999
De stad Naarden werd geregeerd
door 3 burgemeesteren, 7 schepenen, 2 oud-burgemeesteren, 7 oud-schepenen en
12 notabelen, die tesamen de vroedschap vormden en had nog een stadsschout en
een baljuwschout - dikwijls beide functie in één persoon verenigd. De dorpen hadden 2 buurmeesters, 5 schepenen
en 4 raden, Bussum had twee buurmeesters door Naarden aangesteld. Laren vormde
met Blaricum één gerecht uit zeven schepenen bestaande, waarvan uit elk dorp
beurtelings drie en vier; zij hadden ieder één
buurmeester, tot de volledige scheiding in 1795. (1)
Over de schoutbenoeming is te
Naarden heel wat te doen geweest. De baljuw werd namelijk in het Gooi
vervangen door een schout, ook wel stedehouder of officier genoemd, die over te
maken keuren geroepen moest worden en eischer was in strafzaken voor de
schepenenrechtbank. De stad had zelf ook een schout, hoofd der politie en
eischer in civiele zaken. Nu waren de beide functies herhaaldewlijk door één
persoon bekleed met het gevolg, dat de baljuw ten slotte meende het recht te
hebben den Naardensche schout te benoemen, terwijl de stsad er zelf een wilde aanstellen zoodat
bij combinatie der functies beiden hert dus over den persoon eens moesten zijn.
Darover zijn in de 18e eeuw twisten ontstaan, waarover tientallen pagina's in
de resolutieboeken zijn volgeschreven. (2)
Uitgemaakt is het geschil niet.
Het werd op de eenvoudigste manier opgelost door den volgende schout crimineel
Joh. Justus Weykes in 1761 ook tot schout civiel te benoemen en hem het daaraan
verbonden tractement van 100 gulden toe te kennen. (3)
Was er over de schout in Naarden
dus nog al eens oneenigheid, met de dorpsschouten door den baljuw benoemd,
waren de dorpelingen ook lang niet altijd tevreden. De baljuw had op het
platteland het oppertoezicht over het burgelijk bestuur, over het maken van
keuren, over militaire zaken en was opperrechter. De schout was zijn
vertegenwoordiger. De moeilijkheid school dikwijls in het feit, dat de schout
zijn werkzaamheid over zoo'n groot terrein uitstrekte. Hij was lid en
voorzitter van het college van schout en schepenen, dat de civiele rechtzaken
behandelde, hij was hoofd van de plaatselijke politie, kwam in de vergadering
van het dorpsbestuur, inde boeten voor het gerecht opgelegd en was soms ook
gerechtsbode. Hij had vereer dikwijls
zijn particulier bedrijf als herbergier, schipper, turfverkopre, etc. pachtte
inning van belastingen en was daardoor dan minder gezien. ......... Bij elkaar
was het schoutsambt wel lucratief, zoodat de baljuw het in de 18e eeuw
verpachtte. (4)
-----------------------------------------------------------
vooral messengevechten waren, ook
in het gooi, aan de orde van de dag
spreekwoord: Honderd
Nederlanders, honderd messen (5)
Deze cent of kinderprent geeft
een overzicht van de diverse soorten straffen.
.... het overzicht begint met de rechtbank, het spinhuis en het
'stadswerkhuis'. Daarna volgen : geselen, brandmerken, ophangen, radbraken,
onthoofden, wurgen (met koord of wurgpaal) , 'wippen' en doodschieten. In de
bijschriften worden de bijbehorende misdaden vermeld, die varieren van
straatschenderij tot kindermoord. Vooral executies trokken veel publiek. (6)
verder waren de zogenaamde
onterende straffen. De deliquent moest dan 'te pronk staan' op het scavot. Dit
stond meestal bij het nieuwe stadhuis, maar ook wel bij de waag (Spaanse huis)
De ongelukkige stond erop met een papier op de borst, de gerechtszwaarden boven
het hoofd of de strop om de hals, ten prooi aan de spot van het volk. (7)
Het was natuurlijk ook de beul
die de doodstraf voltrok. In de Nederlanden werd vooral 'gericht' met zwaard,
galg en rad. Voor ernstig geachte diefstal werd de onterende straf van
ophanging toegepast. dat lot trof in 1772 in naarden een 19-jarige wever -
overigens de enig opgelegde doodstraf in het gooi in de periode 1760-1795. nadat de vierschaar het doodvonnis had geveld werd de beul
besteld. De 'Meester van den Scherpen Zwaarden', szoals hij ook wel werd
genoemd, was toen Jan van Aanhout, woonachtig in haarlem. Op 24 september kwam
hij naar Naarden.
hij hing de jongeman op aan de
galg op het schavot, midedn in de stad, zodat de afschrikkingswerking het
grootst was. Vervolgens bracht hij het lijk naar het Galgenveld, ten zuiden
van de stad. aan de daar opgestelde galg werd het toen 'in kettingen gehangen,
om door de lugt en vogelen des Hemels te werden verteerd' .(8)
De hoge en lage jurisdictie
De Vrankrijker:
(1) Blz. 77 Stadsschout en baljuwschout
(2) blz. 82 en 83 Plaatsvervanger
van de baljuw Stedehouder of officier
genoemd eiser in strafzaken voor de schepenrechtbank.
(3) blz. 83 : Schout crimineel en
schout civiel
(4) blz. 84 en 85: Taken van de
dorpsschout. Het schoutsabt was lucratief en werd in de 18e eeuw verpacht door
de baljuw.
DUIZEND JAAR HET GOOI DE GOOIERS
EN HUN ORDE EN GEZAG
(5) blz. 322
(6) blz. 323
(7) blz. 325
(8) blz. 325 en 326.
Hoofdlijnen uit de ontwikkeling
der rechtelijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse
omwernteling.
(9) blz. 143
---------------------------------------------------------
Vóór 1795 was het gewest Holland
verdeeld in Baljuwschappen. .... enz. ... Het Gooi was weer onderverdeeld in
schoutschappen waar de plaatselijke schout.... enz .... uitgezonderd Bussum
In de periode van de Republiek
der Verenigde Nederlanden, dus tot 1795, heeft Bussum nooit een schout (die
zich met rechtsspraak bezig hield) gehad die deel uitmaakte van het Baljuwschap
Gooiland. Na het stichten van de Bataafse Republiek werd de indeling op
bestuurlijk en rechtelijk terrein veranderd.
Kort na 1813, onder Willem I, betekende Schout in werkelijkheid
Dorpsburgemeester. (Deze had dus niets meer met rechtsspraak te maken)
Omstreeks 1820 of later werd ook de dorpsburgemeester gewoon Burgemeester
genoemd. Uit het boek 'Die van Lage Bussum' is dit niet duidelijk op te maken.
Uit de ondertekening van geboorteakten in Blaricum van 1811 tot 1818 is
duidelijk de steeds veranderende titel van de dorpsburgemeester op te
maken.
Die van Lage Bussum - J.V.M. Out
Schout van Bussum: (zie ook J.J.
Thierens)
blz. 86, 140, 155, 170, 188-192,
221.
blz. 86: Als in 1820 J.J.
Thierens, de eerste schout van de gemeente Bussum, een rapport schrijft over
het wel en wee van zijn dorp..
blz. 140: door enkele agenten die
belast waren met de reorganisatie van de municipaliteiten in het district
Vecht en Zee werden op 4 april (1798) in Bussum weer een municipaliteit, een
schout (tijdens de Bataafse Republiek) en een secretaris aangesteld.
blz. 154 en 155: verwijtend
schrijft hij (buurmeester-president van Bussum), dat de Naarders zoveel haast
maakten om het dorp weer onder hun juresdictie te brengen....
... dat de Bussummers hun
publicties niet meer afkondigen en publiceren volkomemn terecht, want het dorp
heeft immers geen schout of secretaris meer, die dit moet doen.
blz. 170: Met het doel om later
bij een eventuele onafhankelijkheid van bussum als schout (BURGEMEESTER)
benoemd te worden
blz. 188-192: op 19 februari
(1817) wordt een besluit genomen, dat een behoorlijke domper op de feestvreugde
voor Besancon is: niet hij wordt door de koning tot nieuwe schout van Bussum
benoemd, maar de Naarder patricierszoon Jacob Johannes Thierens ......
blz. 206 : 1817: Gemeentebestuur
Bussum: J.J. Thierens (schout), (dorpsburgemeester) ....
blz. 221: eerste brief van
Bussums schout dd 11 april 1817
_____________________________________________________________
BLARICUM WERKGROEP 1840
Burgemeesters van Blaricum vanaf
de Bataafse Republiek:
Aaron Duurkant: Schout van
Blaricum 1796-1800
Jan de Jong : President van de Municipaliteit van
Blaricum 1800-1811
Ondertekening in Blaricumse akten
van de Burgelijke Stand. In enkele jaren wijzigde de titel in verband met de
poltieke toestand in Nederland tijdens deze periode:
Rut Koppen : Maire te Blaricum 1811.09.08
Rut Koppen : Maire-officier dezer gemeente
Laren/Blaricum 1813.06.20
Rut Koppen : Burgemeester van Blaricum 1816.10.24
Rut Koppen : Schout van Blaricum 1818.04.05
_____________________________________________________________
Uit de oude doos 30
Lichte vergrijpen - zware
straffen
Schaftenaar en Versteeg hebben in
de 'Naarder' bovenstaand artikel geschreven. Hierin gaat het over:
1) 'De Galgenberg' bij de huidige
Jan ter Gouwweg.
2) Een 19-jarige wever uit
Hilversum wegens diefstal opgehangen op 24 september 1772.
3) Jan van Aanhout was 24
september 1772 de beul.
4) Wever uit Eemnes werd 24
september 1772 te pronk gesteld
5) Wasmeid uit Kortenhoef werd
voor zes jaar verbannen
6) De tong van de herbergier van
'Jan Tabak' werd doorboord wegens vloeken
en vanwege het feit dat hij de bijbel van een dienstmaagd in het vuur
had gegooid.
EINDE UITGEBREIDE VERANTWOORDING
'VHBHO001.CRI' 07.03.2000
F.J.J. de Gooijer