maandag 29 juli 2013

Over de 'Criminele Rol' van Naarden

Vóór 1795 was het gewest Holland verdeeld in baljuwschappen. Het Gooi was zo'n baljuwschap en in dit district oefende de baljuw vanuit het Muiderslot de hogere rechtsmacht of juris­dictie uit. Het Gooi was weer onderverdeeld in schoutambten waar de plaatselijke schout de lagere rechtsmacht had. Ieder Goois dorp, uitgezonderd Bussum, had sedert de 15e eeuw een eigen schout. In Blaricum bijvoorbeeld, bekleedde de familie Duurkant van vader op zoon meer dan een eeuw lang deze func­tie. Het werk van onder andere de dorps­schouten bestond uit het vonnissen van burgerlijke zaken en strafbare feiten die met een lage boete konden worden afge­daan.
Naarden had in principe twee schouten, namelijk een civiele of burgerlijke en een criminele schout. Maar vanwege het  kleine inwonertal, werden beide functies vaak door één en dezelf­de persoon vervuld. In de 18e eeuw had de baljuw de criminele schout aangesteld als zijn plaatsver­van­ger met de titel Stede­houder van Gooiland. In zijn functie als stede­hou­der kon hij ook de hogere jurisdictie in het Gooi uitoefe­nen. Dit hield in dat voor de schepenbank van Naarden ook vonnissen konden worden geveld in gevallen als moord, brand­stichting, roof, verkrachting enz. Dergelijke zware misdaden konden gepleegd zijn in Naarden, maar ook in de omliggende Gooise dorpen. De verhoren werden opgetekend in het zogenaamde Examenboek, de strafeisen en vonnissen in de Crimi­nele Rol. Aan ieder vonnis ging een strafeis vooraf, de eiser was de Schout en Stedehou­der van Naarden. Het vonnis werd geveld door de schepenen en dat viel in het algemeen lichter uit dan de vaak zware eis.
In de 18e eeuw waren er verschil­lende Stedehou­ders over Gooi­land. Eén ervan was Tengnagel, de lange aanhef van zijn akte luidde aldus:

"De Heer Gerardus Gansneb genaamt Tengnagel Schout dezer Stede en Stedehou­der van Goijland uyter name van wegen de Wel Edeler Heere Mr. Pieter Anthony de Huybert heere van Cruyninge Ril­land, Mr. Drost van Muyden, balliuw van Goyland, hoofdofficier van Weesp, Weespercarspel, Hoogbijlemer      
Eijsser in Cas ter eenre op en jegens
gedaagde ..........."

Vervolgens werd het misdrijf aan de hand van de verhoren uit het Examen­boek uitvoerig beschreven. Aan het einde volgde dan de straf die de stedehouder eiste. Sommige eisen van Gansneb waren ronduit sadistisch, zoals bij een Larens meisje van 14 jaar. Zij had brand gesticht in twee stroschelven bij haar ouderlijk huis. De eis was: "sal werden gebragt ter plaatse daar men alhier gewoon is publique Criminele justitie te doen, en aldaar door de scherpregter gebragt te werden aan een paal daartoe opgerigt, vervolgens een weijnig gewurgt en alsdan brande stroo in haar aangesigt geblakert te werden totdat er de dood opvolgt, en dat het dode lighaam vervolgens sal werden geset op een rad buijten deeze plaatse op den galgenberg" 
Gelukkig oordeelden de schepenen milder en werd het meisje, na met roeden gegeeseld te zijn, verbannen uit de Lande van Holland en Westvriesland. 
Voor en tijdens de berechting werd de beklaagde in een cel onder het stadhuis op water en brood gezet. Deze straf kon variëren van 24 uur tot  3 weken op eigen kosten. Lange gevan­genschap als straf kende men niet in het Gooi, wel kon men naar het Tuchthuis in Amsterdam worden overgebracht.
Na de berechting werd de veroordeelde meestal naar het schavot gebracht waar de openbare terechtstelling werd uitgevoerd. Dit vond meestal plaats tegen de linker-zijgevel van het stadhuis. Op de hoek van deze gevel bevindt zich daar een raam met een ronde bovenlijst, die afwijkt van de overige ramen. Hier hing men de schandkooi op. In deze kooi of op het schavot kon men te pronk worden gezet. Ook geselen was zo'n bijkomende straf hetgeen met roeden in het openbaar op het schavot gebeurde. Daarna volgde vaak het brandmerken met het stadswa­pen. In de kamer waar dit gebeurde zijn nu nog de brandmerken te zien in de houten panelen. Vermoedelijk testte de beul hier of het ijzer heet genoeg was. Hierna kon men verbannen worden. De lichte vorm was "uit de Steden en Dorpen, of Lande van Gooy­land", de zwaardere vorm "uit de Lande van Holland en West­vriesland". Inwoners van het Gooi konden na deze verbanningen langs de grens van het Gooi en Utrecht gaan wonen, daarom werd soms ook het gewest Utrecht tot verboden gebied verklaard. Wee degene die terugkeerde naar het Gooi, die wachtte een zeer zware straf. Sommige verbanningen volgden ook, als iemand na vier keer te zijn gedagvaard niet kwam opdagen.
De zwaarste straf was ophanging en dit vonnis werd als volgt omschreven: "Aan een Galge met de Koorde gestraft te werden, dat er de dood na volgt en vervolgens desselfs doodde lighaam gebracht te werden op het gewone galgenveld buiten deze Stad en aldaar tot afschrik van anderen in kettingen te werden gehangen, om door de lugt en vogelen des Hemels te werden verteerd".
Gelukkig kwam ophanging in 't Gooi weinig voor, in de laatste veertig jaar van de 18e eeuw maar één keer. In 1772 liet men daartoe de 'scherprechter' (beul) Jan Aanhout uit Haarlem komen. Na afloop diende hij een rekening in. Voor zijn beuls­werk rekende hij f 15.- en aan reiskosten en 'daggeld' f 18.-.
Geselen, brandmerken en verbanning daarente­gen volgden soms zelfs na lichte vergrijpen, zelfs bij een godslas­tering. Na de veroordeeling werd het bezit van de gestrafte vaak geconfis­ceerd. De schout was overigens het meest gebaat bij het opleg­gen van boetes. De boete kwam voor een derde deel ten goede aan de schout zelf, vandaar het gezegde: "Schou­ten, Baljuwen en Graven, stelen als raven". De eventuele aangever of ver­klikker kreeg ook een derde deel en het resterende bedrag ging in de over­heidskas.

Het Gooi was met circa 10.000 inwoners dun bevolkt. Als er eens iets plaatsvond, dan werden er in de Criminele Rol een groot aantal bladzijden volgeschreven ook over de meest onbe­nullige zaken. Naarden en de grootste dorpen (Huizen en Hil­ver­sum) leverden  de meeste stof op. Over Blaricum en Laren is weinig te vinden, mogelijk hield de bevolking daar af en toe een volksge­richt en bleef de schout onkundig van misdrijven waar­bij geen zwaargewonden of doden vielen.
De bewaard gebleven Criminele Rol geeft een interessant kijkje in enkele van de schaduwzijden uit het Goois verleden. Het is de moeite waard daar eens kennis van te nemen.     

                _____________________________________

Bronnen:
. Criminele Rol van Naarden - 18e eeuw. Stadsarchief Naarden.
. Criminaliteit en strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker - TVE 3e jrg. nr.1, febr. 1985
. Geschiedenis van Gooiland. Tweede deel, hoofdstuk IV: Dr. A.C.J. de Vrankrijker
. Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechtelijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwenteling. - J.P.H. de Monté Verloren, J.E. Spruit.
. Duizend jaar het Gooi de Gooiers en hun orde en gezag - Waanders uitg.
                   _________________________
  VHNOU004.CRI          26.04.2000

_____________________________________________________________­
_____________________________________________________________


Copie
1772                   Door order van de WelelEdele
        Gestrenge Heer de Heer en Mr. Cornelis Haeck
        Hooftofficier der Stad Naarden etc.

        Den 24 September, Een manspersoon gehangen   f  6.----          Dezelve weeder afgenoomen                    "  3.----
        Buijten aan't gerecht gehangen               "  3.----
        Voor strop en koorden                        "  3.----

        Nog een Persoon met de strop om de hals
        onder de Galg te pronk gestelt               "  3.----
        Deselve gegeeselt                            "  3.----          voor 't brant teekenen                       "  1.10.-          voor 't maaken van Roeden                    "  1.10.-
        voor Koort en bintlijnen                     "  1.10.-
        Daggelt                                      "  9.----          Mijlgelt                                     "  9.----                                                    ____________
                                Somma                f 43.10.-

        Voldaan den 24 September 1772
        /W.G./      Jan van Aanhout


Bronnen:
* Criminele Rol van Naarden - 18e eeuw. Stadsarchief Naarden.

* Criminaliteit en strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker - TVE 3e jrg. nr. 1, febr. 1985

* Geschiedenis van Gooiland. Tweede deel, hoofdstuk IV: Dr. A.C.J. de Vrankrijker

* Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechtelijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwente­ling. - J.P.H. de Monté Verloren, J.E. Spruit.

* Duizend jaar het Gooi de Gooiers en hun orde en gezag - Waanders uitg.

_____________________________________________________________­

Illustraties:
(zie 'Duizend jaar het Gooi ...' enz.)

Omslag van het blad: De schout in de schepenkamer van het stadhuis. Twee verdachten wachten op hun verhoor.
Het onderschrift in het Mededelingenblad wordt:

'Rechtszaken speelden zich af voor de schepenbank in deze schepenkamer van het Stadhuis. Twee verdachten wachten op hun verhoor'.

blz. 323 : De cents- of kinderprent uit 1750 geeft een over­zicht van de diverse soorten straffen.

blz. 324 : Rechtsboven: Op dit uit 1867 daterende  schilderij is 'Het verhoor' van de samenzweerders in de 17e eeuw in volle gang . 
Het onderschrift in het Mededelingenblad wordt:
'Het verhoor door de schout in de schepenbank.'
     ____________________________________________
MAAK UW EIGEN STAMBOOM. door Gerard van de Nes. Uitg. Tirion-Baarn
blz. 113: Kaartje van het Bestuurlijk-rechtelijke indeling van het Gooi vóór 1795. (Alleen het Baljuwschap Stad en Lande van Gooiland 'vergroot' afdrukken. De tekst 'sch. v. Bussum' verwijderen, omdat Bussum vóór 1795 geen schout had)
Het onderschrift in het Mededelingenblad:

'De bestuurlijk-rechtelijke indeling van het Baljuwschap Stad en Lande van Gooiland vóór 1795'.

_____________________________________________________________­


   VHBHO001.CRI      F.J.J. de Gooijer 07.03.2000




___________________________________________________________­


VERANTWOORDING EN UITGEBREIDE BRONVERMELDING.
(niet voor publicatie)
          __________________________

Criminaliteit en strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795
Een onderzoek in het kader van een vrije studie Historie Andragologie

Subfaculteit Andragologie van de Universiteit van Amsterdam
J.G.H. Spijker, Hilversum
31 Maart 1984
-­-------------------------------------------------------------
TUSSEN VECHT EN EEM 3 e JRG. NR. 1. FEBR. 1985

BLZ. 17 t/m 24:
Criminaliteit en strafrechtpleging in het Gooi van 1760 tot 1795 - J.G.H. Spijker



De straffen voor criminele feiten
Voor een crimineel feit werd door de Schout een straf geëist, die door de Schepenen geaccordeerd of afgeslagen werd. Nooit is door de Schepenen een hogere straf gegeven dan door de Schout geëist werd, wel vaak een lagere straf. Kwam de Schout 'in ervaring' van een crimineel feit, doch bleek de verdachte voortvluchtig te zijn, dan werd er viermaal een 'Default' uitgevaardigd, een soort dagvaarding om gehoord te worden, waarna men overging tot veroordeling bij verstek. Het voort­vluchtig zijn was reeds een soort van bekentenis. In alle andere gevallen was een bekentenis nodig om tot veroordeling over te gaan. Om een bekentenis af te dwingen waren, buiten het in detentie houden en examineren (verhoren), ook andere middelen beschikbaar zoals het folteren van gedetineerden door geseling met roeden of stokslagen. Het geven van stokslagen is onder andere gebruikt in de diefstal-zaak  van 30-07-1772 en een geseling in de molestzaak van 1-10-1763. In verhouding tot het Amsterdamse rechtsgebied is in Naarden weinig gebruik gemaakt van folteren voor het afdwingen van een bekentenis 5)  Het was de Schout die voorstelde om tot geseling of stokslagen over te gaan, doch de Schepenen sloegen dit verzoek vaak af en kozen voor 'strenge gevangzetting in het Jan Duynengat', variërend van 24 uur tot 6 dagen, gevolgd door een examen.
De lijfstraf-vonnissen werdfen voltrokken door een Scherprech­ter ook wel genoemd 'De Meester van den Scherpe Zwaarden', in 1760 Jan Aanhout. Was het vonnis uitgesproken, dan werd een verzoek gedaan aan de Scherprechter, die gevestigd was te Haarlem. Deze bepaalde de datum van de executie. Vervol­gens kwam de scherprechter, voltrok het vonnis en diende hiervor zijn declaratie in.

3. Geselen
Ook het geselen was een bijkomende straf en het gebeurde met roeden eveneens in het openbaar op het schavot, door de Scher­prechter. Op de declaratie van de Scherprechter staan steeds bedragen voor het maken van roeden, zodat aangenomen kan worden, dat deze roeden voor elke executie nieuw gemaakt werden. 

4. Brandmerken
Dit brandmerken - vaak een bijkomende straf voor mensen die verbannen werden - werd gedaan 'met de dubbele zwaarden' in het stadhuis te Naarden. In de kamer waar dit gebeurde, zijn de brandmerken te zien in de houten panelen naast de open haard, vermoedelijk om vast te stellen of het ijzer heet genoeg was 6)

5. Verbannen
Men kon worden verbannen uit de Staten/Lande/Provincie van Hollan en West Friesland; in de beginperiode behoorde hierbij ook nog Zeeland. Dit verbannen gebeurde conform de door de Staten van Holland uitgegeven placaten, echter steeds 'op poene van zwaarder Straffen'.

6. Verbannen
Een lichtere vorm van verbannen uit de Staten was het verban­nen uit de Steden en Dorpen, of Lande van Gooyland - ook steeds 'op poene van zwaarder Straffen' voor lieden die men liever kwijt dan rijk was.

Plaatsbepaling

Het schavot, waar de openbare terechtstelling werd uitgevoerd stond in de meeste gevallen bij het Raadhuis. Er is ook sprak­je van een schavot voor het Waaghuis of wel het Spaanse Huis aan de Gasthuisstraat, de huidige Turfportstraat. Het schavot bij het Raadhuis zou gestaan hebben tegen de linker-zijgevel aan het Raadhuis. Het eerste afwijkende ronde raam  - zou als verbinding hebben gefungeerd tussen de Schandkooi (buiten) en het Raadhuis 7).

Noten:
1) Criminele Rol van Naarden nrs. 3046 t/m 3051 en Examenboek nrs. 3056 t/m 3061 Rijksarchief in Noord Holland te Haarlem
6) Op aanwijzing van de heer P. Vuyst, bode van de gemeente Naarden
7) Aldus een mededeling in een gesprek met Dr. A.C.J. de Vrankrijker

Op verzoek is voor belangstellenden beschikbaar (tegen kost­prijs) een volledig overzicht van de criminele feiten, namen en verdere gegevens van de crimineel gevonnisten bij de au­teur.
-­-------------------------------------------------------------
UIT DE SCRIPTIE HEB IK GEKOPIEERD:
Bijlage:   Overzicht van de criminele feiten 1760-1795
Het overzicht begint 10.07.1760 en eindigt 09.05.1795

zie:  CRIMI18E.EUW       07.11.1999


De stad Naarden werd geregeerd door 3 burgemeesteren, 7 sche­pe­nen, 2 oud-burgemeesteren, 7 oud-schepenen en 12 notabelen, die tesamen de vroedschap vormden en had nog een stadsschout en een baljuwschout - dikwijls beide functie in één persoon verenigd.  De dorpen hadden 2 buurmeesters, 5 schepenen en 4 raden, Bussum had twee buurmeesters door Naarden aangesteld. Laren vormde met Blaricum één gerecht uit zeven schepenen bestaande, waarvan uit elk dorp beurtelings drie en vier; zij hadden ieder één  buurmeester, tot de volledige scheiding in 1795. (1)
Over de schoutbenoeming is te Naarden heel wat te doen ge­weest. De baljuw werd namelijk in het Gooi vervangen door een schout, ook wel stedehouder of officier genoemd, die over te maken keuren geroepen moest worden en eischer was in strafza­ken voor de schepenenrechtbank. De stad had zelf ook een schout, hoofd der politie en eischer in civiele zaken. Nu waren de beide functies herhaaldewlijk door één persoon be­kleed met het gevolg, dat de baljuw ten slotte meende het recht te hebben den Naardensche schout te benoemen, terwijl  de stsad er zelf een wilde aanstellen zoodat bij combinatie der functies beiden hert dus over den persoon eens moesten zijn. Darover zijn in de 18e eeuw twisten ontstaan, waarover tientallen pagina's in de resolutieboeken zijn volgeschreven. (2)

Uitgemaakt is het geschil niet. Het werd op de eenvoudigste manier opgelost door den volgende schout crimineel Joh. Justus Weykes in 1761 ook tot schout civiel te benoemen en hem het daaraan verbonden tractement van 100 gulden toe te kennen. (3)
Was er over de schout in Naarden dus nog al eens oneenigheid, met de dorpsschouten door den baljuw benoemd, waren de dorpe­lingen ook lang niet altijd tevreden. De baljuw had op het platteland het oppertoezicht over het burgelijk bestuur, over het maken van keuren, over militaire zaken en was opperrech­ter. De schout was zijn vertegenwoordiger. De moeilijkheid school dikwijls in het feit, dat de schout zijn werkzaamheid over zoo'n groot terrein uitstrekte. Hij was lid en voorzitter van het college van schout en schepenen, dat de civiele recht­zaken behandelde, hij was hoofd van de plaatselijke politie, kwam in de vergadering van het dorpsbestuur, inde boeten voor het gerecht opgelegd en was soms ook gerechtsbode. Hij had vereer  dikwijls zijn particulier bedrijf als herbergier, schipper, turfverkopre, etc. pachtte inning van belastingen en was daardoor dan minder gezien. ......... Bij elkaar was het schoutsambt wel lucratief, zoodat de baljuw het in de 18e eeuw verpachtte. (4) 
-----------------------------------------------------------
vooral messengevechten waren, ook in het gooi, aan de orde van de dag
spreekwoord: Honderd Nederlanders, honderd messen (5)

Deze cent of kinderprent geeft een overzicht van de diverse soorten straffen.  .... het overzicht begint met de rechtbank, het spinhuis en het 'stadswerkhuis'. Daarna volgen : geselen, brandmerken, ophangen, radbraken, onthoofden, wurgen (met koord of wurgpaal) , 'wippen' en doodschieten. In de bij­schriften worden de bijbehorende misdaden vermeld, die varie­ren van straatschenderij tot kindermoord. Vooral executies trokken veel publiek. (6)
verder waren de zogenaamde onterende straffen. De deliquent moest dan 'te pronk staan' op het scavot. Dit stond meestal bij het nieuwe stadhuis, maar ook wel bij de waag (Spaanse huis) De ongelukkige stond erop met een papier op de borst, de gerechtszwaarden boven het hoofd of de strop om de hals, ten prooi aan de spot van het volk. (7)
Het was natuurlijk ook de beul die de doodstraf voltrok. In de Nederlanden werd vooral 'gericht' met zwaard, galg en rad. Voor ernstig geachte diefstal werd de onterende straf van ophanging toegepast. dat lot trof in 1772 in naarden een 19-jarige wever - overigens de enig opgelegde doodstraf in het gooi in de periode 1760-1795.  nadat de vierschaar  het dood­vonnis had geveld werd de beul besteld. De 'Meester van den Scherpen Zwaarden', szoals hij ook wel werd genoemd, was toen Jan van Aanhout, woonachtig in haarlem. Op 24 september kwam hij naar Naarden.
hij hing de jongeman op aan de galg op het schavot, midedn in de stad, zodat de afschrikkingswerking het grootst was. Ver­volgens bracht hij het lijk naar het Galgenveld, ten zuiden van de stad. aan de daar opgestelde galg werd het toen 'in kettingen gehangen, om door de lugt en vogelen des Hemels te werden verteerd' .(8)

De hoge en lage jurisdictie

De Vrankrijker:
(1) Blz. 77  Stadsschout en baljuwschout
(2) blz. 82 en 83 Plaatsvervanger van de baljuw Stedehouder of officier  genoemd eiser in strafzaken voor de schepen­recht­bank.
(3) blz. 83 : Schout crimineel en schout civiel
(4) blz. 84 en 85: Taken van de dorpsschout. Het schoutsabt was lucratief en werd in de 18e eeuw verpacht door de baljuw.

DUIZEND JAAR HET GOOI DE GOOIERS EN HUN ORDE EN GEZAG 
(5) blz. 322
(6) blz. 323
(7) blz. 325
(8) blz. 325 en 326.

Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechtelijke organisa­tie in de Noorde­lijke Nederlanden tot de Bataafse omwern­teling.

(9) blz. 143
---------------------------------------------------------
Vóór 1795 was het gewest Holland verdeeld in Baljuwschappen. .... enz. ... Het Gooi was weer onderverdeeld in schoutschap­pen waar de plaatselijke schout.... enz .... uitgezonderd Bussum

In de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden, dus tot 1795, heeft Bussum nooit een schout (die zich met rechts­spraak bezig hield) gehad die deel uit­maakte van het Baljuw­schap Gooiland. Na het stichten van de Bataafse Republiek werd de indeling op bestuurlijk en rechte­lijk terrein veran­derd.  Kort na 1813, onder Willem I, bete­kende Schout in werkelijk­heid Dorpsburge­meester. (Deze had dus niets meer met rechts­spraak te maken) Omstreeks 1820 of later werd ook de dorpsbur­gemeester gewoon Burgemeester genoemd. Uit het boek 'Die van Lage Bussum' is dit niet duidelijk op te maken. Uit de onder­tekening van geboorteakten in Blaricum van 1811 tot 1818 is duidelijk de steeds veranderende titel van de dorpsburgemees­ter op te maken.     

Die van Lage Bussum - J.V.M. Out
Schout van Bussum: (zie ook J.J. Thierens)
blz. 86, 140, 155, 170, 188-192, 221.

blz. 86: Als in 1820 J.J. Thierens, de eerste schout van de gemeente Bussum, een rapport schrijft over het wel en wee van zijn dorp..

blz. 140: door enkele agenten die belast waren met de reorga­ni­satie van de municipaliteiten in het district Vecht en Zee werden op 4 april (1798) in Bussum weer een municipaliteit, een schout (tijdens de Bataafse Republiek) en een secretaris aangesteld.

blz. 154 en 155: verwijtend schrijft hij (buurmeester-presi­dent van Bussum), dat de Naarders zoveel haast maakten om het dorp weer onder hun juresdictie te brengen....
... dat de Bussummers hun publicties niet meer afkondigen en publiceren volkomemn terecht, want het dorp heeft immers geen schout of secretaris meer, die dit moet doen.

blz. 170: Met het doel om later bij een eventuele onafhanke­lijkheid van bussum als schout (BURGEMEESTER) benoemd te worden

blz. 188-192: op 19 februari (1817) wordt een besluit genomen, dat een behoorlijke domper op de feestvreugde voor Besancon is: niet hij wordt door de koning tot nieuwe schout van Bussum benoemd, maar de Naarder patriciers­zoon Jacob Johannes Thie­rens ......

blz. 206 : 1817: Gemeentebestuur Bussum: J.J. Thierens (schou­t), (dorpsbur­gemeester) ....  

blz. 221: eerste brief van Bussums schout dd 11 april 1817
_____________________________________________________________­
BLARICUM WERKGROEP 1840

Burgemeesters van Blaricum vanaf de Bataafse Republiek:
Aaron Duurkant:                          Schout van Blaricum  1796-1800
Jan de Jong   : President van de Municipaliteit van Blaricum  1800-1811

Ondertekening in Blaricumse akten van de Burgelijke Stand. In enkele jaren wijzigde de titel in verband met de poltieke toestand in Nederland tijdens deze periode:

Rut Koppen :  Maire te Blaricum                              1811.09.08
Rut Koppen :  Maire-officier dezer gemeente Laren/Blaricum   1813.06.20
Rut Koppen :  Burgemeester van Blaricum                      1816.10.24
Rut Koppen :  Schout van Blaricum                            1818.04.05
_____________________________________________________________­
Uit de oude doos 30
Lichte vergrijpen - zware straffen
Schaftenaar en Versteeg hebben in de 'Naarder' bovenstaand arti­kel geschre­ven. Hierin gaat het over:
1) 'De Galgenberg' bij de huidige Jan ter Gouwweg. 
2) Een 19-jarige wever uit Hilversum wegens diefstal opgehan­gen op 24 september 1772.
3) Jan van Aanhout was 24 september 1772 de beul.
4) Wever uit Eemnes werd 24 september 1772 te pronk gesteld
5) Wasmeid uit Kortenhoef werd voor zes jaar verbannen
6) De tong van de herbergier van 'Jan Tabak' werd doorboord wegens vloeken  en vanwege het feit dat hij de bijbel van een dienstmaagd in het vuur had gegooid.

EINDE UITGEBREIDE VERANTWOORDING 'VHBHO001.CRI'  07.03.2000


F.J.J. de Gooijer